2.1 De student relateert, vanuit eigen initiatief, gegevens uit verschillende bronnen
aan elkaar, beoordeelt deze kritisch en trekt er conclusies uit teneinde wetenschappelijk gefundeerd, praktijkrelevant en menswaardig de zorg te verlenen.
|
|
3.1 De student verzamelt relevante informatie op somatisch, psychisch, sociaal en
existentieel gebied.
|
|
3.3 De student identificeert de verpleegkundige diagnoses uit de verzamelde gegevens.
|
|
3.5 De student formuleert en beargumenteert verpleegkundige interventies.
|
|
3.6 De student maakt geïndividualiseerde zorgplannen.
|
|
3.8 De student maakt correct gebruik van de gepaste technologie.
|
|
6.1 De student ontwikkelt vanuit verpleegkundige kaders en modellen een visie op verpleegkunde.
|
|
6.2 De student toetst zijn visie af aan deze van de organisatie en aan de opgedane ervaringen.
|
|
6.3 De student kan ervaringen m.b.t. visie en innovatie met een constructief- kritische ingesteldheid delen
met andere zorgverleners, nationaal en internationaal.
|
|
6.4 De student kan vanuit een persoonlijke visie en kritische ingesteldheid voorstellen formuleren
tot verbetering van de beroepspraktijk.
|
|
9.1 De student stelt prioriteiten in de organisatie en in de coördinatie van de zorg. De student herkent de grenzen van de
eigen deskundigheid en schakelt andere disciplines in wanneer de eigen deskundigheid ontoereikend is.
|
|
9.4 De student delegeert, plant en organiseert de zorgen die niet zelf kunnen uitgevoerd worden en volgt deze op.
|
|
10.1 De student neemt initiatief om de kwaliteit van zorg binnen de eigen organisatie te optimaliseren.
|
|
10.2 De student zoekt actief naar nieuwe voorstellen om de kwaliteit van de individuele zorg te optimaliseren.
|
|
10.3 De student toetst het eigen handelen systematisch en kritisch af aan bestaande procedures.
|
|
10.4 De student kan actief meewerken aan projecten ter optimalisatie van verpleegkundige zorg.
|
|
12.1 De student distilleert vanuit de beroepspraktijk knelpunten en vertaalt deze probleemstelling in concrete vraagstellingen.
|
|
12.2 De student zoekt op een gerichte en methodische manier wetenschappelijke vakliteratuur op.
|
|
12.3 De student beoordeelt de relevantie en bruikbaarheid van wetenschappelijke literatuur en kan zijn standpunt verdedigen.
|
|
13.4 De student is op de hoogte van actuele kwesties in de gezondheidszorg en vertaalt de consequenties hiervan naar de
eigen zorgverlening.
|
|